Skip to main content

PPL-VLIEGER.NL
LUCHTVAARTWETGEVING


HOOFDSTUK 2 - INTERNATIONALE VERDRAGEN EN ORGANISATIES

ICAO1947In 1944 leidde een conferentie waaraan 52 landen deelnamen tot de ondertekening van het verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.  Dit verdrag leidde ook tot de oprichting van de burgerluchtvaartorganisatie ICAO dat staat voor International Civil Aviation Organization.  De oprichting van ICAO was een reactie op de groeiende behoefte aan een wereldwijd regelgevend kader voor de burgerluchtvaart die in de vroege 20e eeuw een snelle groei had doorgemaakt. Het Chicago-verdrag, dat door 52 staten werd ondertekend, legde de juridische basis voor de organisatie en legde de basisprincipes vast voor de veilige en vreedzame ontwikkeling van de burgerluchtvaart. Vandaag de dag heeft ICAO 193 lidstaten. Het hoofdkantoor is gevestigd in Montreal, Canada. Daarnaast zijn er nog 7 regional offices in:

  • Asia and Pacific (APAC) - Bangkok, Thailand
  • ​Middle East (MID) - Cairo, Egypt
  • ​Western and Central African (WACAF) - Dakar, Senegal
  • South American (SAM) - Lima, Peru
  • North American, Central American and Caribbean (NACC) - Mexico City, Mexico
  • Eastern and Southern African (ESAF) - Nairobi, Kenya
  • ​European and North Atlantic (EUR/NAT) - Paris, France

 In het oprichtingsdocument werden de volgende doelen vastgelegd.

  • Het garanderen van een veilige en ordelijke groei van de wereldwijde burgerluchtvaart
  • Het aanmoedigen van het ontwerpen en gebruiken van vliegtuigen voor vreedzame doeleinden
  • Het aanmoedigen van de aanleg van luchtwegen, vliegvelden en navigatiemiddelen voor de burgerluchtvaart
  • Het voldoen in de behoefte aan veilig, regelmatig, efficiënt en betaalbaar luchtvervoer
  • Het voorkomen van economische verspilling door onredelijke concurrentie
  • Garanderen dat de rechten van de deelnemende landen gerespecteerd worden en dat alle deelnemende landen een eerlijke kans krijgen om internationale luchtvaartmaatschappijen te exploiteren
  • Het voorkomen van discriminatie tussen lidstaten
  • Het aanmoedigen van veilige internationale luchtvaart
  • Het aanmoedigen van alle aspecten van de burgerluchtvaart in het algemeen.

ICAOWijzigingen in de internationale luchtvaartwetgeving worden ook nu nog steeds geinitieerd en opgesteld door de ICAO. Een raad stelt hiervoor normen en aanbevolen werkwijzen (Standards and Recommended Practices -  SARP) vast.

De normen hebben betrekking op de veiligheid en het zo efficient mogelijk laten verlopen van de internationale luchtvaart. Een norm moet door elke lidstaat in de nationale wetgeving worden opgenomen. Dit dringende karakter is in een Annex herkenbaar aan het woord "SHALL".

Voorbeeld : Runway-holding position. A designated position intended to protect a runway, an obstacle limitation surface, or an ILS/MLS critical/sensitive area at which taxiing aircraft and vehicles shall stop and hold, unless otherwise authorized by the aerodrome control tower.

Aanbevolen werkwijzen hebben geen dwingend karakter maar zijn "slechts" een dringend advies.  Deze aanbevolen werkwijzen gaan in de annex gepaard met het woord "Recommendation" en zijn verder te herkennen aan het woord "SHOULD"

Na goedkeuring wordt deze gepubliceerd als een Annex (bijlage) bij het verdrag.  Het is aan de aangesloten landen of ze deze annexen vertalen naar nationale wetgeving of intergraal overnemen.  Het is overigens mogelijk dat landen op onderdelen (zie boven) afwijken van de annex.  In dat geval moet de ICAO hierover worden geinformeerd en moet de afwijking in het AIP van het betreffende land worden gepubliceerd.

Er zijn momenteel 19 annexen. 

Onderstaand overzicht van de huidige annexen dient slechts ter informatie. In de volgende hoofdstukken zullen een aantal annexen behandeld worden.

Annex 1 - bewijzen van bevoegdheid.

Annex 1 van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) bevat de fundamentele principes die worden gebruikt om de luchtvaart te reguleren. Het biedt specifieke definities van termen die in de luchtvaart worden gebruikt, evenals normen voor de opleiding en certificering van personeel en regels voor luchtverkeersleiding. Het omvat ook bepalingen voor de luchtvaartdocumenten en certificaten die nodig zijn voor het uitvoeren van vluchten.

Annex 1 is verdeeld in acht hoofdstukken, elk met betrekking tot een specifiek gebied van de luchtvaart.

  • Hoofdstuk 1 biedt definities en acroniemen die worden gebruikt in het document.
  • Hoofdstuk 2 behandelt de vereisten voor het licentiëren van personeel, inclusief de minimumleeftijd, medische geschiktheid en taalvaardigheidseisen voor piloten, luchtverkeersleiders en ander luchtvaartpersoneel.
  • Hoofdstuk 3 beschrijft de opleidingsvereisten voor luchtvaartpersoneel, inclusief het type trainingsprogramma's en de minimaal vereiste vlieguren.
  • Hoofdstuk 4 behandelt de vereisten voor de exploitatie van vliegtuigen, inclusief luchtwaardigheidsnormen, vliegtuigmarkeringen en geluidsbeperkingen.
  • Hoofdstuk 5 beschrijft de regels en procedures voor luchtverkeersleiding, inclusief communicatieprotocollen en het gebruik van navigatiehulpmiddelen.
  • Hoofdstuk 6 behandelt de certificering en exploitatie van luchthavens, inclusief normen voor het ontwerp en de bouw van start- en landingsbanen en taxibanen.
  • Hoofdstuk 7 behandelt de vereisten voor vliegtuigregistratie, luchtwaardigheidscertificaten en andere documenten die nodig zijn voor de exploitatie van vliegtuigen.
  • hoofdstuk 8 behandeld de procedures voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten met vliegtuigen.

Over het algemeen is Annex 1 van de ICAO een belangrijk internationaal document dat de basis vormt voor luchtvaartregelgeving en normen over de hele wereld.

Annex 2 : Luchtverkeersregels

Bijlage 2 heet "rules of the air" of "Regels van het Luchtruim" en het bevat internationaal erkende regels en procedures voor luchtverkeersleiding en luchtnavigatiediensten die van toepassing zijn op alle vliegtuigen die in internationaal luchtruim vliegen.

Het belangrijkste doel van deze annex is om de veilige en efficiënte stroom van luchtverkeer over internationale grenzen te waarborgen door gestandaardiseerde regels en procedures voor piloten en luchtverkeersleiders vast te stellen. Deze regels omvatten een breed scala aan onderwerpen, zoals luchtverkeersleidingsprocedures, communicatieprotocollen, vluchtplanning, weervereisten en standaarden voor de scheiding van vliegtuigen.

Bijlage 2 wordt voortdurend bijgewerkt en herzien om ervoor te zorgen dat deze up-to-date blijft met de nieuwste technologische ontwikkelingen en branchestandaarden. De meest recente versie van bijlage 2 werd gepubliceerd in 2021 en omvat updates over nieuwe communicatietechnologieën, zoals satelliet-gebaseerde communicatiesystemen, en procedures voor het gebruik van onbemande luchtvaartuigen (UAV's - Unmanned Aerial Vehicle) in het internationaal luchtruim.

Annex 3 : Meteorologische dienstverlening

Bijlage 3 heet "Meteorological Service for International Air Navigation" in het nederlands vertaald naar "Meteorologische Dienst voor de Internationale Luchtvaart" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor het verstrekken van meteorologische diensten ter ondersteuning van veilige en efficiënte internationale luchtvaart.

Het belangrijkste doel van Bijlage 3 is om procedures en richtlijnen vast te stellen voor het verzamelen, analyseren, verspreiden en uitwisselen van meteorologische informatie die nodig is voor de veilige en efficiënte werking van vliegtuigen. Het omvat een breed scala aan meteorologische onderwerpen zoals de waarneming en rapportage van weersomstandigheden, het uitgeven van meteorologische voorspellingen en waarschuwingen, en het verstrekken van weerinformatie aan piloten en luchtverkeersleiders.

Bijlage 3 is belangrijk voor het waarborgen van de luchtvaartveiligheid die niet in gevaar wordt gebracht door ongunstige weersomstandigheden. De bijlage biedt richtlijnen voor de ontwikkeling en implementatie van meteorologische diensten die de veiligheid en efficiëntie van luchtvervoer over internationale grenzen ondersteunen. De meest recente versie van Bijlage 3 werd gepubliceerd in 2018 en omvat updates over nieuwe meteorologische technologieën en praktijken, zoals het gebruik van geautomatiseerde weerswaarnemingssystemen en de integratie van meteorologische gegevens in besluitvormingsprocessen.

Annex 4: Luchtvaartkaarten

Bijlage 4 heet "Aeronautical Charts" vertaald naar het Nederlands "Luchtvaartkaarten" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor het ontwerp en de productie van luchtvaartkaarten die worden gebruikt in de luchtvaartnavigatie.

Het belangrijkste doel van Bijlage 4 is om ervoor te zorgen dat luchtvaartkaarten accuraat, up-to-date en conform internationale normen zijn om veilige en efficiënte luchtvaartnavigatie te ondersteunen. De bijlage omvat een breed scala aan onderwerpen zoals de types luchtvaartkaarten, hun inhoud en formaat, de symbolen en kleuren die worden gebruikt, en de procedures voor hun productie, distributie en onderhoud.

Bijlage 4 is belangrijk voor piloten, luchtverkeersleiders en andere luchtvaartprofessionals die vertrouwen op luchtvaartkaarten voor veilige en efficiënte navigatie. De bijlage biedt richtlijnen voor het ontwerp en de productie van luchtvaartkaarten die gestandaardiseerd en consistent zijn over internationale grenzen heen. De meest recente versie van Bijlage 4 werd gepubliceerd in 2018 en omvat updates over nieuwe kaarttechnologieën en -praktijken, zoals het gebruik van digitale kaarten en de integratie van kaartinformatie in "electronic flight bags" (EFB's).

Annex 5 : Eenheden

Bijlage 5 heet  "Units of Measurement to be Used in Air and Ground Operations" of vertaald naar het Nederlands "Eenheden van meting die gebruikt moeten worden bij lucht- en grondoperaties" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor het gebruik van eenheden van meting in de luchtvaart.

Het belangrijkste doel van Bijlage 5 is om ervoor te zorgen dat eenheden van meting die worden gebruikt bij lucht- en grondoperaties gestandaardiseerd en consistent zijn over internationale grenzen heen. De bijlage omvat een breed scala aan onderwerpen zoals de eenheden van meting die worden gebruikt voor hoogte, luchtsnelheid, temperatuur, druk, gewicht en balans, en brandstofhoeveelheid.

Bijlage 5 is belangrijk voor piloten, luchtverkeersleiders en andere luchtvaartprofessionals die vertrouwen op gestandaardiseerde eenheden van meting voor veilige en efficiënte operaties. De bijlage biedt richtlijnen voor het gebruik van eenheden van meting die consistent zijn met internationale normen en begrijpelijk zijn voor luchtvaartpersoneel uit verschillende landen.

De meest recente versie van Bijlage 5 werd gepubliceerd in 2019 en omvat updates over het gebruik van digitale eenheden van meting en de integratie van metrische en niet-metrische eenheden van meting in luchtvaartoperaties.

 
Annex 6 : Vluchtuitvoering

Bijlage 6 is één van de 19 bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, opgericht door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Bijlage 6 heet "Exploitatie van Vliegtuigen" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor de veilige en efficiënte exploitatie van vliegtuigen.

Het belangrijkste doel van Bijlage 6 is om ervoor te zorgen dat vliegtuigoperaties worden uitgevoerd op een veilige en efficiënte manier, met gepaste aandacht voor de bescherming van het milieu. De bijlage omvat een breed scala aan onderwerpen zoals de kwalificaties en opleiding van de vliegtuigbemanning, de vereisten voor vliegtuiguitrusting, operationele procedures, luchtverkeersdiensten en onderzoek naar ongevallen en incidenten.

Bijlage 6 is belangrijk voor alle partijen die betrokken zijn bij vliegtuigoperaties, inclusief luchtvaartmaatschappijen, piloten, luchtverkeersleiders en luchtvaartregulatoren. De bijlage biedt richtlijnen voor de veilige en efficiënte exploitatie van vliegtuigen en wordt regelmatig bijgewerkt om nieuwe technologieën en praktijken op te nemen.

De meest recente versie van Bijlage 6 werd gepubliceerd in 2018 en omvat updates over nieuwe technologieën en praktijken zoals het gebruik van op afstand bestuurde vliegtuigen en drones, en de integratie van op satellieten gebaseerde navigatiesystemen.

Annex 7 : Nationaliteit van luchtvaartuigen

Bijlage 7 is één van de 19 bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, opgericht door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Bijlage 7 heet "Nationaliteits- en Registratiekenmerken van Luchtvaartuigen" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor de identificatie en registratie van luchtvaartuigen.

Het belangrijkste doel van Bijlage 7 is om ervoor te zorgen dat elk vliegtuig dat internationaal opereert, correct wordt geïdentificeerd en geregistreerd met een uniek nationaliteits- en registratiekenmerk. De bijlage omvat een breed scala aan onderwerpen zoals de toewijzing en registratie van nationaliteits- en registratiekenmerken, de markering en weergave van deze kenmerken op vliegtuigen en de overdracht van registratie van de ene staat naar de andere.

Bijlage 7 is belangrijk voor alle partijen die betrokken zijn bij de identificatie en registratie van vliegtuigen, inclusief luchtvaartautoriteiten, vliegtuigfabrikanten en vliegtuigexploitanten. De bijlage biedt richtlijnen voor de uniforme en consistente toepassing van nationaliteits- en registratiekenmerken, wat essentieel is voor de veilige en efficiënte exploitatie van vliegtuigen.

De meest recente versie van Bijlage 7 werd gepubliceerd in 2016 en omvat updates over het gebruik van elektronische registratiesystemen en de acceptatie van alternatieve middelen voor het markeren van vliegtuigen.

Annex 8 : Luchtwaardigheid

Bijlage 8 is één van de 19 bijlagen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, opgericht door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Bijlage 8 heet "Luchtwaardigheid van Luchtvaartuigen" en het bevat internationaal erkende normen en aanbevolen werkwijzen voor het ontwerp, de constructie en het onderhoud van vliegtuigen om hun luchtwaardigheid te waarborgen.

Het belangrijkste doel van Bijlage 8 is om uniforme eisen vast te stellen voor de luchtwaardigheid van vliegtuigen om een hoog niveau van veiligheid in de internationale burgerluchtvaart te waarborgen. De bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, zoals de goedkeuring van ontwerpwijzigingen en reparaties, de afgifte van certificaten van luchtwaardigheid en het monitoren en inspecteren van vliegtuigen om de voortdurende luchtwaardigheid te waarborgen.

Bijlage 8 is belangrijk voor vliegtuigfabrikanten, onderhoudsorganisaties en luchtvaartautoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van vliegtuigen. De bijlage biedt richtlijnen voor het ontwerp, de constructie en het onderhoud van vliegtuigen om ervoor te zorgen dat ze luchtwaardig zijn en voldoen aan de noodzakelijke veiligheidsnormen.

De meest recente versie van Bijlage 8 werd gepubliceerd in 2019 en omvat updates over de certificering van nieuwe vliegtuigontwerpen en het gebruik van elektronische systemen in het certificeringsproces.

Annex 9 : Douanevoorzieningen

Bijlage 9 bij de Conventie inzake internationale burgerluchtvaart heet "Facilitatie" en biedt richtlijnen en normen voor de efficiënte en effectieve facilitering van internationaal luchtvervoer. De bijlage behandelt een reeks onderwerpen die verband houden met de facilitering van luchtverkeer, waaronder:

  • Immigratie- en douaneprocedures voor passagiers, bemanning en vracht
  • Gezondheids- en quarantainemaatregelen ter voorkoming van de verspreiding van overdraagbare ziekten
  • Beveiligingsprocedures en maatregelen ter bescherming van vliegtuigen, passagiers en bemanning
  • Procedures voor de afhandeling van passagiers en bagage, inclusief inchecken, instappen en bagageafhandeling
  • Documentatievereisten voor passagiers en vracht
  • Maatregelen om het vervoer van verboden drugs en andere gevaarlijke goederen per vliegtuig te voorkomen
  • Communicatie en gegevensuitwisseling tussen relevante autoriteiten en belanghebbenden

Bijlage 9 moedigt ook het gebruik van moderne technologieën en praktijken aan om de facilitering van luchtvervoer te verbeteren, terwijl de nadruk wordt gelegd op het belang van het handhaven van passende niveaus van veiligheid en beveiliging.

Annex 10 : Luchtvaart telecommunicatie
Bijlage 10 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Aeronautical Telecommunications", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor de communicatie- en navigatiesystemen die worden gebruikt in de internationale luchtvaart.
 
Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder de technische specificaties voor luchtvaartcommunicatie- en navigatiesystemen, de procedures voor luchtverkeersleidingcommunicatie, de toewijzing en het gebruik van radiogolffrequenties en de vereisten voor aeronautische zoek- en reddingsoperaties.
 
Het biedt ook richtlijnen voor de implementatie van nieuwe technologieën en systemen, zoals satellietgebaseerde communicatie- en navigatiesystemen.
Annex 11 : Luchtverkeersdienstverlening

Bijlage 11 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Air Traffic Services", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het verlenen van luchtverkeersdiensten.

Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder de organisatie en het management van luchtverkeersdiensten, het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten, het gebruik van luchtruim, de scheiding van vliegtuigen en de procedures voor luchtverkeersleidingcommunicatie.

Het biedt ook richtlijnen voor de implementatie van nieuwe technologieën en systemen, zoals het gebruik van automatisering in luchtverkeersdiensten.

Annex 12 : Opsporing en redding

Bijlage 12 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Search and Rescue", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het uitvoeren van zoek- en reddingsoperaties in de burgerluchtvaart.

Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder de oprichting en coördinatie van zoek- en reddingsdiensten, de procedures voor het alarmeren en op de hoogte stellen van zoek- en reddingsdiensten, de uitvoering van zoek- en reddingsoperaties en de voorziening van zoek- en reddingsfaciliteiten.

Het biedt ook richtlijnen voor de implementatie van nieuwe technologieën en systemen, zoals satellietgebaseerde zoek- en reddingssystemen.

Annex 13 : Onderzoek van ongevallen

Bijlage 13 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Aircraft Accident and Incident Investigation", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het onderzoeken van vliegtuigongevallen en -incidenten.

Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder de rapportage van ongevallen en incidenten, de oprichting van onderzoeksautoriteiten en hun verantwoordelijkheden, de procedures voor het uitvoeren van onderzoeken en de verspreiding van onderzoeksbevindingen en veiligheidsaanbevelingen.

Het biedt ook richtlijnen voor de coördinatie en samenwerking tussen onderzoeksautoriteiten, het behoud van bewijsmateriaal en de bescherming van onderzoeksgegevens.

Annex 14 : Luchthavens

Bijlage 14 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Aerodromes", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het ontwerp, de constructie en de exploitatie van luchthavens.

Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder de fysieke kenmerken van start- en landingsbanen, taxiways en platformen, de installatie en het onderhoud van visuele hulpmiddelen en navigatieapparatuur, en de procedures voor luchthavenexploitatie, inclusief luchtverkeersleidingsdiensten.

Het biedt ook richtlijnen voor de planning en het beheer van luchthavens, inclusief milieuoverwegingen, veiligheidsbeheersystemen en noodplanning.

Annex 15 : Luchtverkeersinformatie

Bijlage 15 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart heet "Aeronautical Information Services" en biedt normen en aanbevolen praktijken voor het beheer en de verstrekking van aeronautische informatie diensten (AIS) ter ondersteuning van veilige en efficiënte luchtvaartnavigatie.

Deze bijlage geeft de vereisten aan voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van aeronautische informatie, inclusief gegevens over luchtnavigatie, luchthavens, luchtruim en obstakels. Het stelt ook richtlijnen vast voor de ontwikkeling van aeronautische kaarten, publicaties en andere AIS-producten.

Bijlage 15 behandelt ook de oprichting en onderhoud van communicatiekanalen tussen AIS-aanbieders en luchtvaart belanghebbenden, zoals luchtverkeersdienstverleners en piloten.

Het uiteindelijke doel van Bijlage 15 is om ervoor te zorgen dat tijdig nauwkeurige en betrouwbare aeronautische informatie wordt verstrekt aan alle gebruikers van het luchtruimsysteem ter ondersteuning van veilige en efficiënte luchtvaartnavigatie.

Annex 16 : Bescherming van het milieu

Bijlage 16 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Environmental Protection", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het minimaliseren van de milieueffecten van de burgerluchtvaart.

Deze bijlage behandelt een breed scala aan onderwerpen, waaronder certificering van vliegtuiglawaai en geluidsbeperkende procedures, motoremissienormen, brandstofspecificaties en emissies, en het beheer van broeikasgasemissies.

Het biedt ook richtlijnen voor de implementatie van milieubeheersystemen voor luchthavens en luchtverkeersdienstverleners, de monitoring en rapportage van milieuprestaties, en de ontwikkeling van technologie en operationele praktijken om de impact van de luchtvaart op het milieu te verminderen.

Annex 17 : Veiligheid en kapingen

Bijlage 17 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Security: Safeguarding International Civil Aviation Against Acts of Unlawful Interference", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor het waarborgen van de veiligheid van de internationale burgerluchtvaart tegen daden van onrechtmatige inmenging.

Deze bijlage omvat een breed scala aan beveiligingsmaatregelen, waaronder luchthavenbeveiliging, vliegtuigbeveiliging, vracht- en postbeveiliging en het screenen van passagiers en hun handbagage.

Het biedt ook richtlijnen voor de ontwikkeling van nationale programma's voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, het delen van informatie over mogelijke beveiligingsdreigingen en de coördinatie van beveiligingsmaatregelen tussen staten.

Annex 18 : Vervoer van gevaarlijke stoffen

Bijlage 18 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart heet "Het veilig vervoer van gevaarlijke goederen per vliegtuig" en biedt normen en aanbevolen praktijken voor het veilig vervoeren van gevaarlijke goederen per vliegtuig.

Deze bijlage stelt de technische vereisten vast voor de verpakking, markering, etikettering en documentatie van gevaarlijke goederen om hun veilig vervoer te waarborgen. Het legt ook de verantwoordelijkheden vast van verzenders, exploitanten en andere partijen die betrokken zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen.

Het doel van Bijlage 18 is om ervoor te zorgen dat gevaarlijke goederen per vliegtuig worden vervoerd op een manier die de veiligheid van passagiers, bemanning en het milieu beschermt.

Annex 19 : Safety management

Bijlage 19 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, ook bekend als "Safety Management", beschrijft de normen en aanbevolen praktijken voor de implementatie van een veiligheidsbeheersysteem (VBS) door luchtvaartdienstverleners.

Deze bijlage vereist van luchtvaartdienstverleners dat zij een VBS instellen en onderhouden, dat is een systematische benadering van veiligheidsbeheer die processen omvat voor het identificeren van gevaren en het beperken van risico's, evenals continue monitoring en verbetering van de veiligheidsprestaties.

Het biedt ook richtlijnen voor de ontwikkeling en implementatie van veiligheidsbeleid en doelstellingen, procedures voor veiligheidsrapportage en -onderzoek, veiligheidstraining en communicatie, en monitoring en meting van veiligheidsprestaties.


Het verdrag van Chicago,

Souvereiniteit
Het verdrag regelt dat elk land afzonderlijk de volledige zeggenschap heeft en houdt over zijn luchtruim. Elk land kan dus individueel bepalen wie wel of juist niet toegang krijgt tot het luchtruim boven het grondgebied van dat land. (inclusief territoriale wateren).

Vliegen boven andere lidstaten
Elk lidstaat gaat ermee akkoord dat elk luchtvaartuig uit een ander lidstaat het recht heeft om non-stop over haar gebied te vliegen en te landen. Dit is mogelijk zonder vergunning indien er sprake is van ongeregelde vluchten. Dit kunnen bijvoorbeeld chartervluchten of privévluchten zijn.  Met uw PPL zou u dus zonder het verkrijgen van een vergunning van Nederland naar Frankrijk kunnen vliegen en het Belgisch luchtruim vrij kunnen doorkruisen.  Uiteraard is dan wel sprake van het indienen van een vluchtplan.

De lidstaten hebben overigens wel het recht om uit het oogpunt van veiligheid bepaalde routes voor te schrijven of gebieden voor luchtverkeer te sluiten zolang de betreffende lidstaat geen onderscheid maakt tussen nationaal en internationaal vliegverkeer. Ook kan, een vergunning in specifieke gevallen geeist worden.  Dit is bijvoorbeeld het geval indien je in een eenmotorig vliegtuigje van Groenland naar IJsland wilt vliegen.  Je zult dan een vergunning moeten aanvragen en aantonen dat je over de juiste apparatuur beschikt en overlevingmaterialen bij je hebt.  Het vrij kunnen doorkruisen van ongeregelde vluchten door het luchtruim van de aangesloten landen vallen onder de eerste vrijheid.

Naast de eerste vrijheid is het ongeregelde vluchten ook toegestaan een technische landing te maken of vracht en/of passagiers te vervoeren. Bij een technische landing kun je denken aan een tankstop of een stop voor het uitvoeren van een reparatie. Deze bepaloingen vallen onder de tweede vrijheid.

In totaal zijn er 7 vrijheden beschreven.  De eerste twee zijn hierboven genoemd. De andere (3-7) hebben betrekking tot commerciele vrijheden en vallen buiten de scope van dit theorievak.

  • Eerste Vrijheid: Het recht om over het grondgebied van een ander land te vliegen zonder te landen.
  • Tweede Vrijheid: Het recht om voor niet-commerciële doeleinden een technische tussenstop te maken in een ander land.
  • Derde Vrijheid: Het recht om passagiers of vracht te vervoeren vanuit het eigen land naar een ander land.
  • Vierde Vrijheid: Het recht om passagiers of vracht te vervoeren vanuit een ander land naar het eigen land.
  • Vijfde Vrijheid: Het recht om passagiers of vracht te vervoeren vanuit een tweede land naar het eigen land, met een tussenstop in een ander land.
  • Zesde Vrijheid: Het recht om passagiers of vracht te vervoeren tussen twee buitenlandse landen, met een tussenstop in het eigen land.
  • Zevende Vrijheid: Het recht om passagiers of vracht te vervoeren tussen twee buitenlandse landen zonder tussenstop in het eigen land.

Een geregelde vlucht, ook wel lijnvlucht genoemd, is een vlucht die op een vast schema op regelmatige basis wordt uitgevoerd tussen twee of meer punten, zoals tussen twee steden of landen. Passagiers kunnen tickets kopen voor deze vluchten en er zijn vaste tarieven en dienstregelingen beschikbaar. Geregelde vluchten vallen onder strikte regelgeving van de overheid en internationale organisaties zoals ICAO en IATA. 

Luchtvaartterrein met douane
Elke lidstaat mag voorschrijven dat grensoverschreidend luchtverkeer gebruik maakt van een luchtvaartterrein met douane faciliteiten.  Bijzonderheden van deze terreinen moeten door de lidstaten worden gepubliceerd en doorgegeven aan ICAO.

Het verdrag van chicago regelt ook dat een aantal zaken vrij van invoerrechten zijn.  Dat zijn de luchtvaartuigen zelf uiteraard maar ook de aanwezige brandstof, smeerolie, reserve onderdelen en voorraden.  Indien een reserve onderdeel aan boord is dat bestemd is voor een vliegtuig van een andere lidstaat zijn ook geen invoerrechten verschudigd.

Controle luchtvaartuig
De bevoegde autoriteiten van elke lidstaat hebben het recht om na landing of voor vertrek luchtvaartuigen van andere lidstaten te onderzoeken. Hierbij kunnen ook certificaten en andere in het verdrag voorgeschreven documenten worden gecontroleerd.  Een controle mag geen onredelijke vertraging veroorzaken.

SAFA inspectie
Een SAFA-inspectie is een inspectie die wordt uitgevoerd op vliegtuigen die landen op een luchthaven binnen de EU (Europese Unie) en de EER (Europese Economische Ruimte), evenals enkele andere landen die hebben ingestemd met de SAFA-procedures. SAFA staat voor "Safety Assessment of Foreign Aircraft" en is bedoeld om de veiligheid van vliegtuigen te controleren die niet zijn geregistreerd in de EU of de EER.

De inspectie wordt uitgevoerd door speciaal daarvoor opgeleide inspecteurs van de nationale burgerluchtvaartautoriteiten van de luchthaven waar het vliegtuig landt. In Nederland is de inspectie Leefomgeving en Transport hiermee belast. Tijdens de inspectie worden verschillende veiligheidsaspecten van het vliegtuig gecontroleerd, zoals de technische staat van het vliegtuig, de bemanning, de vracht en de documentatie. Het doel van de inspectie is om potentiële risico's voor de veiligheid van het vliegtuig en zijn passagiers te identificeren en te voorkomen.

Als er tijdens de inspectie veiligheidsproblemen worden vastgesteld, kan het vliegtuig worden verboden om te vliegen totdat de problemen zijn verholpen. SAFA-inspecties worden uitgevoerd in overeenstemming met de internationale veiligheidsvoorschriften van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en dragen bij aan de verbetering van de veiligheid van de luchtvaart.

Luchtverkeer boven open zee
Boven open zee gelden de standaard ICAO regels. Indien boven open zee een gebied is waar een lidstaat de verantwoordelijkheid voor luchtverkeersdienstverlening op zich heeft genomen gelden de regels van dat betreffende lidstaat.

Internationale luchthavens.
Elk land heeft het recht vliegtuigen afkomstig uit een ander land te laten landen op luchthavens die zijn uitgerust met douanefaciliteiten. Elk vlucht die vanuit het buitenland komt is verplicht op één van deze internationale luchthavens te landen. De piloot dient voorafgaand aan een vlucht zeker te stellen dat men arriveert op een Internatioale luchthaven.  Voor vluchten die binnen het Schengen gebied van de EU plaatsvinden is het niet noodzakelijk een Internationale luchthaven aan te doen.  In dat geval kan men vrij reizen en ook een nationale luchthaven zonder douane faciliteiten aandoen. 

NOTE : Sinds het Verenigd Koningkrijk geen deel meer uitmaakt van de EU, gelden andere regels met betrekking tot het vliegen van en naar het VK.

Verplichte documenten aan boord.
In het verdrag is bepaald welke documenten aan boord aanwezig moeten zijn.  In hoofdstuk 9, Vluchtvoorbereiding en uitvoering, wordt hier nader op ingegaan. 

Bewijs van Bevoegdheid (BvB)
Piloten dienen in het bezit te zijn van een geldig bewijs van bevoegdheid.  Zij mogen vliegen in vliegtuigen die geregistreerd staan in het land waar het BvB is afgegeven.  Een houder van een Nederlands BvB mag dus niet vliegen in een vliegtuig dat bijvoorbeeld een Amerikaanse registratie heeft.  Men dient in dat geval zijn/haar BvB om te laten zetten naar een Amerikaans BvB.  Hoe dit in dat specifieke geval in zijn werk gaat is te lezen op de website van vliegschool Hilversum.  Voor wat betreft de EU kan men wel vliegen in vliegtuigen dat in een ander land geregistreerd staat.  Je kunt dus met je Nederlands BvB een in Spanje geregistreerd vliegtuig besturen.  Dit laatste geldt voor zowel de houders van een PPL als LAPL BvB.

Een LAPL (light aircraft pilot license) voldoet overigens niet aan de ICAO eisen. Indien men een internationale vlucht (niet binnen de EU) wil maken dient men vooraf toestemming te krijgen van het land van bestemming.  In hoofdstuk 8, bewijzen van bevoegdheid, wordt nader ingegaan op de bevoegdheden en de beperkingen van de verschillende brevetten.

Lading en uitrusting aan boord van vliegtuigen.
Elk land kan regels opstellen voor de lading die aan boord mag zijn tijdens een vlucht van of over zijn grondgebied. Het land hierbij echter geen onderscheid maken tussen vliegtuigen van de eigen of een andere nationaliteit. Daarnaast mag het gebruik van apparatuur die noodzakelijk is voor een veilige uitvoering van de vlucht en/of veiligheid van de bemanning en passagiers niet verboden worden.  Bij het vervoer van wapens of materiaal die zijn bestemd voor oorlogsvoering dient vooraf toestemming worden verkregen van het land(en) waarover de vlucht plaatsvindt.

Voor wat betreft de uitrusting van vliegtuigen worden minimale eisen gesteld.  Voor de communicatie dient apparatuur aan boord aanwezig te zijn dat is goedgekeurd in het land waar het vliegtuig is geregistreerd.  Voor het bedienen van deze communicatie middelen dient de betreffende bemanning bevoegd te zijn.  Voor PPL'ers geldt dat zij in bezit moeten zijn van een RT (radio telephonie) certificaat en bovendien een LPE (language proficiency exam) met goed gevolg hebben afgelegd.  Meer hierover kun je lezen op deze website bij "leren vliegen, RT & LPE" 

Elk land mag het gebruik van foto en/of video camera's boven hun grondgebied verbieden of beperken.  Het spreekt voor zich dat deze restrictie in de meeste gevallen betrekking heeft op het maken van beelden van militaire objecten. Het kan ook zijn dat het maken van foto of video materiaal vanuit het vliegtuig in zijn geheel verboden is.